Kunst heeft zich in de afgelopen jaren als ‘linkse hobby’ moeten bewijzen in een steeds schaarser subsidielandschap. Subsidie wordt toegekend aan de hand van harde, meetbare waarden, gemeten langs een lat van geld, tijd, aantallen en opbrengst. Maar is de waarde van kunst en cultuur eigenlijk wel uit te drukken in cijfers? Raakt de werkelijke waarde daarmee niet op de achtergrond? Dwarskijkers duikt dieper in de (on)meetbare waarde van kunst.
We zijn te gast bij kunstinitiatief VHDG in Leeuwarden. Volgens presentator Agnes Winter (coördinator Noordenaars en lid programmeringscommissie VHDG) is het een typerende tendens dat kunst gewaardeerd wordt vanuit cijfers in een samenleving die draait op efficiëntie. Culturele instellingen maken veilige, weinig experimentele keuzes, met het oog op subsidies. Ze vraagt zich af, is er sprake van een afdrijven van wat kunst is én kan zijn?
Thijs Lijster (die in 2016 ‘De grote vlucht inwaarts’ schreef) bracht onderzoek naar de positieve effecten van kunst en cultuur in kaart (‘De waarde van cultuur’, o.l.v. Pascal Gielen, 2014). Interessanter nog bleek de vraag wat het gevolg van zulk onderzoek is op cultuurbeleid dat uitgaat van meetbare effecten. De inventarisatie werd zo een kritische reflectie op evidence-based cultuurbeleid. Cultuur wordt steeds meer gezien als geïsoleerd product, waar metingen op losgelaten kunnen worden. Het gemeten effect wordt tot Waarde verheven en zelfs tot doel gesteld. Er wordt aan voorbij gegaan dat kunst en cultuur waarde hebben naast het (meetbare) eindresultaat.
Cultuur heeft niets verhevens, maar is dát wat ons tot mens maakt: een gemeenschappelijke manier van betekenisgeving. Lijster verdeelt het begrip cultuur onder in drie ‘sferen’: Cultuur (een manier van leven, de maat(staf)), Creativiteit en Kunst (de ‘onmaat’, het op de kop zetten van betekenisgeving van cultuur). Een gemeenschap kan niet zonder ‘gemeen’, consensus, een gedeelde Cultuur. Maar onderschat het belang van ‘dissensus’ niet. Het domein van tegenspraak, het domein van Kunst. Het overkoepelende begrip cultuur geeft betekenis aan het leven van het individu en diens plaats in de samenleving. Het doel van de cultuursector is dan ook: het vormgeven van (samen)leven. Cultuurbeleid zou minder moeten gaan over meetbare (economische) waarde en meer over (individuele en collectieve) betekenisgeving. Cultuur houdt de samenleving ‘samen’.
Waarde als niet-economisch concept, daar houdt ook Francien van Westrenen (voormalig programmamaker architectuur bij kunstcentrum Stroom, Rotterdam) zich mee bezig. Tijdens haar werk voor Stroom zag ze hoe op een originele manier kijken naar en omgaan met materialen en concepten eigen is aan kunstenaars, terwijl het – vooral een jaar of 10 geleden – nog niet vanzelfsprekend was voor andere werkvelden. Uit dat idee werd het programma ‘Upcycling’ (2010-2017) geboren. Bij upcycling wordt materiaal hergebruikt op zo’n manier dat het in waarde en betekenis vermeerdert in de loop van de cyclus.
Gefascineerd door het begrip waarde en de ‘kantelende blik’ die kunstenaars daarop hebben, schreef Van Westrenen samen met Maaike Lauwaert de essaybundel ‘Facing Value. Radical Perspectives from the Arts’ (2017). Ze stelden een negental ‘regels’ op, die creativiteit stimuleren, tijd vrijmaken en een empathische en eerlijke maatschappij stimuleren. “Be unproductive” (1), spoort Van Westrenen de zaal aan, ervaar het belang van radicale verveling als tegenwicht aan overstimulatie en onverschilligheid. En “Unite” (9), verenigt u! Zoals Frank van Klingeren in de jaren zestig en zeventig mensen dwong tot samenleven en ritmes delen om een radicale ‘ontklontering’ teweeg te brengen, zo kunnen kunstenaars ook vandaag de dag hun invloed doen gelden in de maatschappij, consensus én ‘dissensus’ faciliteren en zichtbaar maken.
Door het begrip Waarde te hervormen kunnen we de gemeenschap op een duurzame wijze blijven ontwikkelen, tussen een sociale ondergrens en het ecologisch plafond. Hoe dan ook is het essentieel om onze (empathische) blik naar buiten te blijven richten en ons te realiseren dat we de samenleving met elkaar delen.
Een panel van vier (ervarings)deskundigen buigt zich onder leiding van Gea Smidt (kunstenaar, beleidsmedewerker Kunst en Cultuur Gemeente Smallingerland) over de niet-economische, intrinsieke waarde van kunst en cultuur: Sjoerd Feitsma (wethouder van onder meer Cultuur in Leeuwarden), Steve Elbers (programmamanager Stichting DOEN), Bouke Groen (kunstenaar, programmeringscommissie/ artistiek team Stichting VHDG) en Thijs Lijster.
In de politieke context kunnen kunst, cultuur en geld steeds moeilijker los van elkaar gezien worden, stelt Sjoerd Feitsma. Momenteel wordt in Leeuwarden veel geld geïnvesteerd in kunst en cultuur in het kader van LF2018. Bezoekersaantallen, talentontwikkeling, cultuurtoerisme en versterken van het artistieke klimaat zijn harde waardes, die niet alleen als effect toegekend worden aan de cultuursector, maar zelfs ook als voorwaarde gesteld. Engagement, het maakproces, verbeelding, zingeving en het experiment zijn moeilijker meetbaar, maar minstens zo belangrijk voor het artistieke proces en eindproduct. Steve Elbers vraagt zich af of onbedoelde collateral impact, naast het eindresultaat, niet ook van belang is?
De waarde die we toekennen aan kunst groeit weer iets, maar het systeem waar we mee werken groeit nog nauwelijks mee. Kunst geldt nog steeds als ‘kers op de taart’, een sluitpost. Zeer onterecht, vindt het panel en de zaal, juist de ‘onmaat’ van de Kunsten – de derde ‘sfeer’ van cultuur – heeft een grote maatschappelijke impact, hoewel een impact die moeilijk in woorden te vatten is, of in waarde uit te drukken is. Uit de zaal klinkt een kritische noot: is het dan niet júist van groot belang dat we het belang van kunst uitdrukken in harde, economische waardes? De meningen zijn verdeeld. Het panel meent dat zachte waardes op termijn weleens waardevoller zouden kunnen blijken dan harde waardes. De kunstsector zou een rol kunnen spelen bij het duidelijk maken daarvan. De zaal twijfelt, de expertise van kunstenaars ligt bij het maken van beelden, niet bij woorden. Is het dan terecht het probleem (en de oplossing) bij hen neer te leggen? Sjoerd Feitsma constateert optimistisch dat als we de waarde van kunst en cultuur erkennen, dat meten niet meer nodig is.
Met die woorden komt een eind aan een avond vol ‘consensus’: kunst en cultuur levert zoveel meer op dan hoge bezoekersaantallen, maar de zachte waardes, die zo van belang zijn voor onze iepen mienskip, zijn nog niet zo makkelijk tastbaar te maken. De sprekers, het panel en de zaal zijn het erover eens dat die niet-economische, intrinsieke waarde een grotere rol zou moeten spelen in de waardering van kunst. Wellicht zouden we in dit debat bewust de ‘dissensus’ op moeten zoeken, de ‘kantelende blik’ van kunstenaars inzetten, dwarskijken en zo het belang van de ‘onmaat’ duidelijk maken. Zo leren we het verschil tussen prijs en waarde en verschuift Kunst van de ‘kers op de taart’ naar de maatschappelijke taartbodem die alles samenhoudt.